Op de laatste zondag van maart begint ieder jaar de zomertijd. De klok wordt een uur vooruit gedraaid en hierdoor blijft het ’s avonds langer licht. Het brengt voor veel mensen ook slaapproblemen met zich mee.
Biologische klok
Onze biologische klok wordt aangestuurd door een gebied in de hersenen. De biologische klok zorgt er voor dat processen in het lichaam een vast ritme hebben. Het zorgt er bijvoorbeeld voor dat je op ongeveer de zelfde tijden slaapt en wakker bent. Het ritme van de biologische klok duurt eigenlijk iets langer dan 24 uur. Het is daarom makkelijker om je aan te passen aan het winteruur (dan wordt de dag langer), dan aan het zomeruur (dan wordt de dag korter).
Daglicht
De biologische klok heeft onder andere licht nodig om het ritme aan te houden. Hierbij spelen allerlei hormonen een rol, zoals het hormoon melatonine Zodra het donker wordt maakt de pijnappelklier, een kleine klier aan de achterkant van de hersenen, melatonine aan en geeft dit af in het bloed. Het lichaam krijgt dan een seintje dat het tijd is om te gaan slapen. Tegen de ochtend, als het licht wordt, neemt de aanmaak van melatonine weer af en word je vanzelf wakker.
Tips
Na het invoeren van het zomeruur kan je lichaam dus even last hebben van een slechter slaappatroon. Sommige mensen hebben hier totaal geen last van en anderen slapen nog weken slecht. Uit onderzoek blijkt dat vooral avondmensen last hebben om zich aan te passen naar de nieuwe tijd.
Om aan de nieuwe tijd te wennen kun je het probleem het beste meteen aanpassen: sta de volgende dag op op dezelfde tijd als normaal. Zorg dat je genoeg licht krijgt om wakker te worden: ga buiten een stuk lopen of doe de gordijnen open.
’s Avonds kun je het licht zo veel mogelijk vermijden door de gordijnen op tijd dicht te doen en niet meer naar een scherm te kijken vlak voordat je naar bed gaat.